Publicaties

Nieuws

Bescherming tegen schuldeisers ten tijde van COVID-19: de regering biedt een (zeer) tijdelijke bescherming aan bedrijven in moeilijkheden

Door METIS Advocaten, Gepubliceerd op 27 april 2020

Op 24 april jl. werd het nieuwe KB nr. 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID−19 crisis gepubliceerd.
Met het KB komt de regering opnieuw tegemoet aan de almaar grotere vraag van ondernemers om in bijkomende steunmaatregelen te voorzien om de nefaste gevolgen van de Covid-19 crisis te bekampen.


Er werd gekozen voor een wettelijke maatregel die algemeen van toepassing is op ondernemingen in de zin van Boek XX WER (gerechtelijke reorganisatie en faillissementen) die getroffen zijn door de gevolgen van de COVID−19 pandemie.

Het besluit streeft maar één oogmerk na: de continuïteit van onderneming tijdens de COVID-19 crisis.

In drie (van vijf) artikels voorziet het KB in verschillende beschermingsmaatregelen (artikel 1), een opschorting van de plicht tot aangifte van faillissement (artikel 2) en een stimulans tot kredietverlening aan ondernemingen (artikel 3).

*****

Tussen 24 april en 17 mei 2020 wordt een schuldenaar beschermd tegen zijn schuldeiser en dit voor zowel oude als nieuwe schulden. Een eventuele verlenging van deze bescherming is niet uitgesloten.

De regeling betekent een tijdelijk moratorium/opschorting waarbinnen schuldeisers geen bewarend of uitvoerend beslag kunnen leggen lastens hun debiteuren.
Slechts enkele uitzonderingen, zoals beslag op onroerend goed of op zee- en binnenschepen blijven nog mogelijk tijdens de opschorting.

Evenmin zal een schuldenaar nog in faillissement of gerechtelijke ontbinding gedagvaard kunnen worden.

Uiteraard kan een bedrijf dat zich in staat van faillissement acht, nog steeds vrijwillig aangifte van faillissement doen. De verplichting tijdig aangifte van faillissement te doen, op risico als bestuurder gesanctioneerd te worden, wordt evenwel tijdelijk bevroren.

Een onderneming die reeds voor de crisis werd toegelaten tot een procedure gerechtelijke reorganisatie (WCO), wordt eveneens uitstel van betaling verleend voor de volledige duur van de opschorting.

Het doel van continuïteit indachtig, zal het tijdens de opschorting evenmin mogelijk zijn lopende overeenkomsten met uw debiteur eenzijdig dan wel gerechtelijk te ontbinden ingevolge de wanbetaling van een geldschuld.

Arbeidsovereenkomsten worden expliciet uitgesloten van deze regeling.

Het voorgaande houdt evenwel geen vrijgeleide in voor ondernemingen en doet geen afbreuk aan de plicht tot betaling van de schulden. Meer nog, de debiteur wordt aangespoord de schulden binnen een zo kort mogelijke termijn te betalen.

Een belangrijke rol is tevens weggelegd voor de Voorzitter in de Ondernemingsrechtbank tot wie een schuldeiser zich kan richten met verzoek de bescherming van de opschorting geheel of gedeeltelijk aan een schuldenaar te ontnemen.

Tot slot worden ook kredietverleners gestimuleerd krediet te verlenen aan ondernemingen die door de crisis getroffen worden.

*****

Het KB verleent (financiële) ademruimte aan ondernemingen die gebukt gaan onder de COVID-19 crisis.

De opschorting is evenwel slechts tijdelijk en vele ondernemers zullen ook na de opschorting gehinderd worden door de crisis.

Wanneer zij vervolgens ook terug in het vizier komen van hun schuldeisers zou het KB weleens herleid kunnen worden tot slechts een uitstel van executie.

Deze tijdelijke maatregelen mogen dan ook geen aanleiding zijn om de langere termijn uit het oog te verliezen.

Ondernemingen die verwachten in de komende maanden in hun continuïteit bedreigd te zijn, kunnen overwegen aan de Rechtbank een bescherming te vragen in het kader van de Wet Continuïteit Ondernemingen.


Rechtsbijstandsverzekering: premie voor advocatenerelonen deels fiscaal aftrekbaar vanaf 1 september 2019

Door Ingrid Speels, Gepubliceerd op 02 september 2019  

Vanaf 1 september 2019 kunnen consumenten een vernieuwde en ruimere rechtsbijstandsverzekering afsluiten die meer dagelijkse juridische problemen dekt. De Orde van Vlaamse Balies hoopt dat dat een stimulans is om burgers toe te laten hun recht te laten gelden.

Er wordt gepoogd de verzekering aantrekkelijk te maken door een belastingvermindering voor een deel van de premie (ongeveer € 125) fiscaal aftrekbaar te maken.

De Orde van Vlaamse Balies hoopt dat dat een stimulans is om burgers toe te laten hun recht te laten gelden. "Vaak voelen mensen zich geremd om een procedure aan te spannen, omdat de gerechtskosten de laatste jaren enorm gestegen zijn. Ook de btw op het advocatenereloon speelt daarbij een rol. Vanaf nu kan de consument zich voor (een deel van) het ereloon laten verzekeren via de vernieuwde rechtsbijstandsverzekering", zegt Hugo Lamon, woordvoerder van de Orde van Vlaamse Balies.




Binnenkort stijgen de boetes voor verkeerd parkeren en stilstaan

Wijziging van GAS-boetes voor verkeersovertredingen

Door Sarah Delafortrie, Christophe Springael
Gepubliceerd op 08/12/2017
Hoort bij Ministerraad van 8 december 2017

De ministerraad keurt op voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon, minister van Justitie Koen Geens en minister van Mobiliteit François Bellot een ontwerp van koninklijk besluit goed dat de GAS-boetes voor verkeersovertredingen wijzigt. De beslissing heeft betrekking op stilstaan en parkeren.

De bedragen van de GAS-boetes zullen als volgt wijzigen:

  • eerste graad stijgt van 55 euro naar 58 euro
  • tweede graad stijgt van 110 naar 116 euro

De wijziging trekt de GAS-boetes zo gelijk met de boetes voor overtredingen die volgens de gerechtelijke procedure verlopen.

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen

Failliete eenmanszaak krijgt automatisch kwijtschelding schulden

Bron: Ellen Cleeren, De Tijd, 15/06/2017.

Eenmanszaken die over de kop gaan krijgen binnenkort automatisch een kwijtschelding van hun schulden. Ze moeten de kwijtschelding enkel aanvragen. Voor de schuldeisers wordt het met andere woorden steeds moeilijker hun geld te recupereren.

In het parlement wordt een wetsontwerp besproken dat onder meer de faillissementswetgeving aanpast. Dat is nodig om enkele pijnpunten in de regelgeving weg te werken, maar ook om de Belgische wetgeving meer in overeenstemming te brengen met Europa, waar prioriteit wordt gegeven aan het geven van een tweede kans aan gefailleerden.

Het ontwerp bevat enkele opvallende bepalingen voor eenmanszaken. Het betreft zo'n 740.000 ondernemers die hun activiteiten niet onderbrachten in een vennootschap.

Als ze failliet gaan, kunnen ze voortaan vrij eenvoudig een kwijtschelding van de restschulden krijgen. Dat zijn de bedragen die de gefailleerde nog moet betalen aan zijn schuldeisers, nadat de curator de goederen van de gefailleerde heeft verkocht en de opbrengst heeft aangewend om de schuldeisers terug te betalen.

In de praktijk zien vaak alleen de banken een deel van hun geld terug. De gewone leveranciers grijpen vaak ernaast.

Binnen drie maanden

Van die restschulden is de gefailleerde voortaan verlost als hij binnen drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis de rechtbank een kwijtschelding van die schulden vraagt. 

'De rechtbank is verplicht de kwijtschelding toe te kennen als de gefailleerde daarom vraagt. In tegenstelling tot nu kan de rechtbank niet meer toetsen of de gefailleerde zo'n kwijtschelding verdient', zegt professor Melissa Vanmeenen (Universiteit Antwerpen). 'De rechtbank mag niet nagaan of de gefailleerde heeft gefraudeerd. De kwijtschelding wordt automatisch toegekend.'

Het vonnis dat de kwijtschelding toekent, wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De schuldeisers worden niet afzonderlijk verwittigd. 

Belanghebbenden kunnen wel bezwaar aantekenen tegen de kwijtschelding van de schulden. Mogelijke belanghebbenden zijn de curator of onbetaalde leveranciers. 'Maar de leverancier moet dan wel bewijzen dat de gefailleerde een grove fout heeft begaan die heeft bijgedragen tot het faillissement. Dat is vaak moeilijk hard te maken', zegt Vanmeenen.

De federale regering wil de gefailleerde, conform de wensen van Europa, alle kansen geven om met een schone lei te herbeginnen. Maar de automatische kwijtschelding van de restschulden gaat volgens curator Annemie Moens wel ver. 'De jongste jaren wordt de bescherming van de gefailleerde alsmaar groter in het nadeel van de schuldeisers.'

Geen loonbeslag

Daar komt bij dat de curatoren, conform het wetsontwerp, geen beslag meer kunnen leggen op het loon dat de gefailleerde na de uitspraak van het faillissement verdient, noch op de andere inkomsten die hem na het faillissement te beurt vallen.

'Als een ondernemer financieel in slechte papieren zit en bijvoorbeeld een erfenis van een tante verwacht, kan hij de boeken neerleggen zodat hij de erfenis zonder problemen kan binnenrijven. Als hij dan failliet wordt verklaard, is hij van zijn schulden verlost en blijft die erfenis buiten het bereik van zijn schuldeisers', illustreert Moens.

De curatoren vrezen dat gefailleerde eenmanszaken erg gemakkelijk 'carte blanche' krijgen om een doorstart te maken en sluiten misbruiken niet uit.

Unizo

De ondernemersorganisatie Unizo zegt dat het niet de bedoeling kan zijn dat de schulden van frauderende ondernemers zomaar worden kwijtgescholden. De organisatie hoopt dat het wetsontwerp nog wordt bijgestuurd. Het is de bedoeling dat het parlement de wet voor het zomerreces goedkeurt en zou op 1 september in werking treden.


Vanaf nu kan eenvoudig bewarend beslag gelegd worden op bankrekeningen van wanbetalers in het buitenland! 

Bron: Lexalert.be, auteurs: Mr. Bram STRAGIER, en Mr. Charles PETIT

Op 18 januari 2017 trad de verordening nr. 655/2014 betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen in werking. Met een Europees bevel tot conservatoir beslag kan een schuldeiser de bankrekeningen van zijn schuldenaar in de verschillende unielidstaten laten blokkeren, door zich tot zijn nationale rechter te wenden (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Denemarken).  

Een tweetal jaar geleden voerde de Europese Unie met een verordening nr. 655/2014 van 15 mei 2014 een Europees bankbeslag in, ook wel bekend onder de naam EAPO (European Account Preservation Order). Met dit nieuwe instrument kunnen schuldeisers eenvoudiger bewarend beslag leggen op een bankrekening in een andere lidstaat. Tot voor kort diende een schuldeiser daarvoor altijd naar de rechter te trekken in de lidstaat waar de bankrekening wordt aangehouden. Door deze nieuwe EU-verordening - die op 18 januari van dit jaar in werking is getreden - kan de schuldeiser nu ook terecht bij de rechter van zijn eigen lidstaat.

De nieuwe procedure kan alleen gebruikt worden in grensoverschrijdende zaken. Concreet betekent dit dat de bankrekening van de schuldenaar zich in een andere lidstaat moet bevinden dan die waar het beslagverzoek is ingediend of in een andere lidstaat dan die waar de schuldeiser zijn woonplaats heeft.

De EAPO kan aangevraagd worden nog vóór het begin van de procedure ten gronde, tijdens een hangende procedure of nadat er reeds een rechterlijke beslissing is tussengekomen. Als er nog geen rechterlijke beslissing is, dan moet de schuldeiser zijn verzoek om een bevel tot conservatoir beslag inleiden bij de gerechten van een lidstaat die bevoegd zijn om kennis te nemen van het bodemgeschil. Hier spelen met andere woorden de gebruikelijke, Europese bevoegdheidsregels zoals ze ook voor gewone geschillen gelden. Als de debiteur een consument is, dan zijn de rechtbanken van de lidstaat waar de consument zijn woonplaats heeft, exclusief bevoegd om een Europees beslagbevel uit te vaardigen. Als de schuldeiser al over een rechterlijke beslissing beschikt, dan moet het verzoek om een Europees beslagbevel worden ingediend bij het gerecht van de lidstaat waar de beslissing werd gewezen.

De hele procedure geschiedt via standaardformulieren. Deze zijn terug te vinden op het Europees e-justitieportaal (https://e-justice.europa.eu ).

De aanvrager zal in zijn verzoek moeten aantonen dat zonder een bevel tot bewarend beslag de toekomstige inning van zijn vordering in gevaar dreigt te komen. Als de schuldeiser nog geen rechterlijke beslissing heeft verkregen, zal hij bovendien moeten aantonen dat hij de procedure betreffende het bodemgeschil tegen de schuldenaar waarschijnlijk zal winnen.

Om het verrassingseffect te garanderen, verloopt de hele procedure eenzijdig. De schuldenaar wordt vooraf niet geïnformeerd over het verzoek en het bevel. Om misbruik van het bevel tegen te gaan en ter bescherming van de rechten van de schuldenaar, worden er een aantal waarborgen voorzien ten gunste van de schuldenaar. Een van de belangrijkste waarborgen is dat een schuldeiser, in gevallen waarin hij nog geen rechterlijke beslissing heeft verkregen, verplicht kan worden om een financiële zekerheid te stellen. Het bedrag van de zekerheid moet volstaan om de schade te dekken die de schuldenaar eventueel zou lijden als gevolg van het beslag.

Het Europees beslagbevel is uitvoerbaar in elke EU-lidstaat, behalve in Denemarken en in het Verenigd Koninkrijk. De rekeningen van de schuldenaar worden geblokkeerd ten belope van de hoogte van de vordering van de schuldeiser waardoor de schuldenaar wat dat bedrag betreft niet langer overschrijvingen kan doen of geld kan opnemen. Het surplus blijft wel beschikbaar.

De verordening voorziet daarnaast ook in een mechanisme tot het verkrijgen van informatie i.v.m. de rekeningen van de schuldenaar. Als de schuldeiser een vermoeden heeft dat zijn schuldenaar in een bepaalde lidstaat een rekening aanhoudt, dan kan hij de nationale rechter verzoeken om informatie op te vragen over deze bankrekening(en) bij de bevoegde informatie-instantie van die lidstaat. Die mogelijkheid is evenwel enkel voorzien voor het geval waarin de schuldeiser al over een rechterlijke beslissing beschikt.



FISCAAL - BELASTINGCONTROLE

Maak er een foto van vóór u ze weggooit!

Bron: Ondernemingsdatabank dd. 20/02/2017 

Een onderneming had een aantal beschadigde goederen weggegooid. Omdat deze niet meer in de voorraad zaten en er ook geen verkoopfacturen voor waren, belastte de controleur extra. Wat vond de rechter daar onlangs van?

Beschadigde goederen weggooien

Onbruikbaar geworden goederen. Die gooit u uiteraard weg. Is er bv. een partij onbehandeld hout nat geworden in uw magazijn, zijn een aantal zakken cement gescheurd of nat geworden, is er een palet dakpannen omgevallen waardoor de meeste gebroken zijn, is de isolatie van elektriciteitskabels beschadigd, enz., dan gooit u deze allicht zonder meer op de container.

Fiscaal? De kosten van verloren gegane goederen zijn in principe fiscaal aftrekbaar, dat zou er nog aan mankeren... Het gaat immers om een uitgave die u gedaan heeft om beroepsinkomsten te verwerven. Dat een deel van die goederen per ongeluk verloren gaat verandert daar niets aan. Die factuur is en blijft dus aftrekbaar.

Btw terugbetalen? In principe niet. De btw op de materialen die u aankoopt is in principe aftrekbaar. Het is niet omdat u deze goederen niet verder kunt 'verkopen' doordat ze verloren gegaan zijn, dat u de reeds afgetrokken btw moet terugbetalen.

Uw ongelovige controleur

Uw voorraad moet wel kloppen... U koopt alle materialen die u zal gebruiken in principe immers aan op factuur. In uw boekhouding zullen er dan ook aankoopfacturen van al die materialen zitten. Die aangekochte materialen vormen uw voorraad en moeten dus ook in uw jaarlijkse inventaris opgenomen worden. Naarmate u die materialen nodig heeft, haalt u ze uit uw voorraad. Bevinden die materialen zich dus niet langer in uw voorraad, dan moeten ze in principe wel ergens op een uitgaande factuur terug te vinden zijn...

Vergeten aan te geven zeker? Dat is inderdaad wat uw controleur al snel denkt wanneer hij bepaalde aangekochte goederen noch in de inventaris van uw voorraad noch in uw uitgaande facturen terugvindt. Dat is precies wat een collega onlangs overkwam. Zijn controleur belastte hem dan ook zonder meer op 'niet-aangegeven winsten', en hij kreeg daarbij nog gelijk ook van de rechter (Luik, 10.06.2016) . Die collega kon immers niet duidelijk aantonen dat die goederen ook effectief verloren gegaan waren.

Wat ervan te onthouden?

Beter voorkomen dan genezen! De kapotte goederen die u nu op de container gooit, zullen daar uiteraard niet meer liggen wanneer uw controleur over twee of drie jaar langskomt. U kunt hem dus niet 'tonen' dat uw cement of hout nat geworden zijn of dat er een hoeveelheid dakpannen gebroken is. U moet dat dus op de een of andere manier achteraf nog kunnen bewijzen.

Zorg voor bewijzen! Neem foto's van de kapotte materialen en eventueel ook van de oorzaak van de schade (bv. een gat in het dak of een gesprongen waterleiding). Die foto's vormen op zich geen sluitend bewijs, maar uw controleur zal wel met stevige argumenten moeten afkomen om u te kunnen belasten. Ook een expertiseverslag van uw verzekeraar (bij grotere schade) is natuurlijk een stevig bewijs.

Tip. Uiteraard moet niet elke vijs die u gebruikt afzonderlijk op uw uitgaande facturen vermeld zijn. Over een kleine hoeveelheid verloren gegane goederen zal uw controleur dan ook niet vallen. Een volledig palet met zakken cement die nat geworden zijn, valt daarentegen wel op.

Gooit u materialen uit uw voorraad weg omdat ze beschadigd zijn, zorg er dan voor dat u dat achteraf bij een controle - die vaak pas twee of drie jaar later plaatsvindt - ook kunt bewijzen. U maakt daar o.m. dus het best foto's van en/of houd desgevallend een expertiseverslag van de verzekering bij.



De I.O.S.-procedure

Sneller en efficiënter achter onbetaalde facturen aan


Bron: De Tijd Netto dd. 08/02/2017

Ondernemingen moeten niet meer via de rechter passeren als ze een onbetwiste schuld (d.i. facturen waartegen nooit is geprotesteerd) willen innen bij een ander bedrijf. Het eenzijdig betalingsbevel biedt op een zeer korte termijn soelaas.

Ondernemingen die regelmatig met onbetaalde facturen worden geconfronteerd, hoeven niet meer via de rechtbank van koophandel te passeren. 

Het bedrijf moet zich tot een advocaat wenden die moet nagaan of de factuur effectief nooit is betwist en nog één ingebrekestelling naar de schuldenaar stuurt. Indien binnen zeven dagen geen reactie volgt, bezorgt de advocaat het dossier aan een gerechtsdeurwaarder. 

De deurwaarder betekent een bevel tot betalen, waarna de schuldenaar een maand de tijd heeft om te reageren. Er zijn drie reacties mogelijk:

  1. De schuldenaar vraagt afbetalingstermijnen, die de gerechtsdeurwaarder kan toestaan. 
  2. De schuldenaar brengt toch nog redenen aan om de factuur niet te betalen, en dan moet de schuldeiser de klant toch dagvaarden voor de rechtbank. 
  3. Er volgt geen reactie.

In het derde geval kan de gerechtsdeurwaarder bij een Centraal Register voor Onbetaalde Schulden (CROS) een uitvoerbare titel bekomen, d.i. een toelating om over te gaan tot beslag (uitvoering).  Dit kan al na één maand.

Het proces verloopt volledig digitaal en kost veel minder aangezien de advocaten- en deurwaarderskosten zeer laag blijven.

Aangezien het proces zeer snel verloopt heeft de schuldeiser geen recht op intresten maar wel op een schadevergoeding van 10% van de hoofdsom (zelfs als een deel van die hoofdsom reeds betaald zou zijn). Daarbovenop komt de forfaitaire verhoging cfr. de Wet Handelstransacties dd. 02/08/2002 van 40 EUR.

De kosten van de gerechtsdeurwaarder worden betaald door de schuldenaar.

Opgelet: Het eenzijdig betalingsbevel kan alleen ingezet worden als de schuldenaar een bedrijf is. Voor onbetaalde facturen van particulieren dient de procedure voor de rechtbank gevolgd te worden.



Toetreding van een nieuwe associé in een bestaande associatie

Artsenpraktijken



De 10-jarige aansprakelijkheid in de bouwsector.

Wat met vereffening en faillissement van de aannemer?

Aanvraag van een octrooi, termijn en kost? 

1. Indienen van de octrooiaanvraag 

Als aanvrager kan U opteren voor een Belgisch, een Europees of een Internationaal octrooi. De aanvraag loopt als volgt:

     a. Belgisch octrooi

Het Belgisch octrooi kan aangevraagd worden via een aanvraagformulier dat U indient bij de Dienst voor de intellectuele Eigendom (DIE). Dit kan tevens worden ingediend via elektronische weg (d.i. goedkoper).

De datum waarop de DIE de octrooiaanvraag ontvangt, geldt als indieningsdatum. Deze datum is bepalend voor de beoordeling van de nieuwheid en geldt als bewijs van voorrang op anderen die dezelfde uitvinding later zouden willen indienen.

Nadat de indieningsdatum wordt bepaald en toegekend, moeten volgende gegevens bij de aanvraag worden gevoegd (wordt gedaan in overleg met de deskundige):

  • een tot de bevoegde minister gericht aanvraagformulier tot verlening van een octrooi;
  • de identiteit van de aanvrager;
  • een beschrijving van de uitvinding (door de deskundige in hetzelfde domein van de techniek);
  • een of meerdere conclusies die het onderwerp beschrijven waarvoor bescherming wordt gevraagd. (Formuleert men de conclusies te beperkend, dan zal het toegekende octrooi te restrictief zijn. Een slechte redactie van de conclusies kan dus leiden tot een beperktere beschermingsomvang. De hulp van een deskundige is dan ook sterk aan te raden!)
  • eventuele tekeningen waarnaar de beschrijving of de conclusies verwijzen (om de uitvinding te begrijpen);
  • een uittreksel (abstract);
  • een vermelding van de geografische oorsprong van het biologisch materiaal op basis waarvan de uitvinding ontwikkeld werd, indien deze bekend is;
  • de aanduiding van de uitvinder (of het verzoek van de uitvinder om niet in het octrooi te worden vermeld).

Binnen de 13 maanden na de datum van indiening zal U de taksen voor het nieuwheidsonderzoek dienen te betalen. Het Europees Octrooibureau voert dit nieuwheidsonderzoek uit (de resultaten zijn niet bepalend voor het al of niet toekennen van een Belgisch octrooi). Het Europees Octrooibureau bezorgt ook een schriftelijke opinie aangaande de andere octrooieerbaarheidsvoorwaarden. Dit laat U als aanvrager toe een precies beeld te vormen van de kwaliteit van de aanvraag en van het risico op nietigverklaring van het octrooi wanneer U besluit om de procedure verder te zetten.

Het nieuwheidsverslag en de schriftelijke opinie zijn niet bindend, noch bieden zij enige garantie betreffende de geldigheid van het octrooi. Zelfs wanneer blijkt dat de uitvinding niet nieuw is of er een andere voorwaarde inzake octrooieerbaarheid niet is vervuld, wordt een Belgisch octrooi toch nog steeds verleend. Maar de definitieve geldigheid van het octrooi wordt pas beoordeeld bij een eventuele gerechtelijke procedure. Wel hebben het nieuwheidsverslag en de schriftelijke opinie een nuttige informatieve functie en geven zij U de kans om uw aanvraag aan te passen of in te trekken.

Dit is trouwens het belangrijkste verschil tussen een Belgisch octrooi en een Europees octrooi (en de reden waarom ik persoonlijk zou opteren voor een Europees of Internationaal Octrooi): voor een Europees octrooi kan het Europees Octrooibureau na onderzoek van de naleving van de octrooieerbaarheidsvoorwaarden weigeren een octrooi te verlenen wanneer deze voorwaarden niet zijn vervuld.

Indien het Europees Octrooibureau oordeelt dat er geen grondig onderzoek kan worden verricht naar de stand van de techniek ten aanzien van de gehele uitvinding opgenomen in de octrooiaanvraag of een gedeelte ervan, verklaart het dat een dergelijk onderzoek onmogelijk is of stelt het in de mate van het mogelijke een gedeeltelijk verslag van nieuwheidsonderzoek en een schriftelijke opinie op. Deze verklaring zal het nieuwheidsverslag en de schriftelijke opinie vervangen in het octrooidossier dat door het publiek kan worden ingezien.

De voordelen van een Belgisch Octrooi:

  •  bescherming op Belgisch grondgebied
  • de Belgische octrooiaanvraag kan gebruikt worden als 'eerste depot' op basis waarvan het mogelijk is een recht van voorrang van 12 maanden in te roepen om later een octrooiaanvraag in andere landen in te dienen.


     b. Europees octrooi

Om een Europees octrooi te bekomen dient U maar één aanvraag te doen bij het Europese Octrooibureau in Den Haag. U kunt dit per post, fax, in persoon of online (goedkoper) doen. U kunt het ook indienen (maar niet online) via de DIE in Brussel.

Het Europees octrooi biedt bescherming in 38 lidstaten van het Europese Octrooiverdrag:

De procedure tot het bekomen van een Europees octrooi is wel ingewikkelder en duurt langer dan de Belgische procedure, wegens het verplicht onderzoek naar de materiële octrooieerbaarheidsvoorwaarden, maar dit maakt het octrooi ook sterker.

Indien U niet in al deze landen bescherming wil genieten kan U, tot aan de verlening van het Europees octrooi, de aanwijzing van een lidstaat op elk ogenblik intrekken waardoor de verlening kan worden beperkt tot één of enkele landen.

     c. Internationaal octrooi

Indien U buiten Europa octrooibescherming wil genieten, hoeft U slechts één aanvraag in te dienen die samen met een internationaal nieuwheidsverslag en, eventueel, een internationale voorlopige beoordeling van de overige octrooieerbaarheidsvoorwaarden wordt toegezonden aan de verschillende nationale of regionale octrooibureaus. De aanvraag wordt daarna in de aangewezen landen verder behandeld alsof het een nationale aanvraag was, dus volgens lokale procedures en regelgeving. Enkel de 150 landen die lid zijn van het Octrooisamenwerkingsverdrag kunnen worden aangewezen in een internationale octrooiaanvraag:

Voordelen van het Internationaal octrooi:

  • Gemakkelijk een prioriteitsdatum veilig stellen voor de verschillende landen waar men octrooibescherming wenst.
  • Goedkoper
  • Tot 30 maanden na de indiening van de internationale aanvraag kan U wachten vooraleer te beslissen om - en in welke landen - de procedure op nationaal niveau verder te zetten. Dit betekent dus uitstel voor verdere procedure- en vertaalkosten. In de tussentijd kan men trouwens ook de nuttigheid van het octrooieren verder evalueren, partners zoeken of een handelsstrategie plannen.

De internationale aanvraag kan ingediend worden bij de DIE of het Europees Octrooibureau. Ook hier weer zal een nieuwheidsonderzoek uitgevoerd worden en, indien aangevraagd, een niet-bindende beoordeling van de octrooieerbaarheidsvoorwaarden.

De aanvraag en het rapport betreffende het nieuwheidsonderzoek worden, behoudens intrekking, na een periode van 18 maanden online gepubliceerd en zijn te raadplegen op de website van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO).

Vervolgens zal U moeten beslissen in welke verschillende aangewezen landen U de nationale fase wenst verder te zetten. Hiertoe moet U binnen een bepaalde termijn (gewoonlijk 30 maanden - voor het Europees Octrooibureau 31 maanden) na de datum van indiening een aantal formaliteiten vervullen, zoals het indienen van vertalingen en het betalen van taksen. Vanaf dan verloopt de procedure volgens lokale regels en procedures.

Via deze weg kunt u geen Belgisch octrooi krijgen. In uw internationale aanvraag kunt u slechts een Europees octrooi aanduiden. Tijdens de 'nationale' procedure voor het Europees octrooibureau kunt u dan de gewenste Europese landen aanduiden, waaronder België.

2. Tarieven

Het opteren voor een Belgisch, een Europees of een Internationaal octrooi heeft uiteraard een impact op de te verwachten kosten:

     a. Belgisch octrooi

  • De indiening van een octrooiaanvraag: 50 EUR
  • De opstelling van het verslag van nieuwheidsonderzoek: 300 EUR
  • De jaarlijkse instandhoudingstaks moet betaald worden vanaf het derde jaar, als volgt:
  • 3 de jaartaks: 40 EUR
  • 4 de jaartaks: 55 EUR
  • 5 de jaartaks: 75 EUR
  • 6 de jaartaks: 95 EUR
  • 7 de jaartaks: 110 EUR
  • 8 de jaartaks: 135 EUR
  • 9 de jaartaks: 165 EUR
  • 10de jaartaks: 185 EUR
  • 11de jaartaks: 215 EUR
  • 12de jaartaks: 240 EUR
  • 13de jaartaks: 275 EUR
  • 14de jaartaks: 320 EUR
  • 15de jaartaks: 360 EUR
  • 16de jaartaks: 400 EUR
  • 17de jaartaks: 450 EUR
  • 18de jaartaks: 500 EUR
  • 19de jaartaks: 555 EUR
  • 20ste jaartaks: 600 EUR


b. Europees octrooi

  • De indiening van een online aanvraag: 120 EUR
  • De opstelling van het verslag van nieuwheidsonderzoek: 1.300 EUR
  • Indien bescherming gekozen wordt in heel Europa: 585 EUR
  • Publicatie: 925 EUR
  • Vertalingskosten: afhankelijk van de gekozen landen
  • De jaarlijkse instandhoudingstaks moet betaald worden vanaf het derde jaar, als volgt:
  • 3de jaartaks: 470 EUR
  • 4de jaartaks: 585 EUR
  • 5de jaartaks: 820 EUR
  • 6de jaartaks: 1.050 EUR
  • 7de jaartaks: 1.165 EUR
  • 8de jaartaks: 1.280 EUR
  • 9de jaartaks: 1.395 EUR
  • 10de jaartaks: 1.575 EUR
  • Vanaf de 10e jaargang tot aan de 20e jaargang blijft de instandhoudingstaks gelijk aan 1.575 EUR.

c. Internationaal octrooi

  • De indiening van een octrooiaanvraag: 1.300 EUR
  • Het nieuwheidsonderzoek: 1.930 EUR
  • Vertalingskosten: afhankelijk van de gekozen landen
  • Instandhoudingstaksen: afhankelijk van de gekozen landen

d. Deskundige

Naast de voorgaande kosten die enkel en alleen van toepassing zijn op het octrooi, dient er ook rekening te worden gehouden met de kosten van de deskundige waarop U beroep zal dienen te doen om U bij te staan in het opstellen en verkrijgen van uw octrooi.

Voor meer informatie kan U steeds bij mij terecht.

Bron: https://www.wipo.int/; https://www.boip.int.

I.P

donderdag 3 november 2016

Vruchtgebruik op aandelen: wat met stemrecht?

1. Definitie 'vruchtgebruik'

Conform artikel 578 van het Burgerlijk Wetboek is Vruchtgebruik "het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden."

2.   Vruchtgebruik op aandelen

Vruchtgebruik op aandelen ontstaat in de gevallen voorzien in de wet, bv. erfenis, of door onderlinge overeenkomst.

De verkrijging van het vruchtgebruik op aandelen heeft gevolgen voor het stemrecht maar niet voor de aanwezigheid op de algemene vergadering. Zowel aandeelhouders met als zonder stemrecht hebben het recht de algemene vergadering bij te wonen van de vennootschap waarbinnen zij aandeelhouder zijn.  

3.   Stemrecht

Het basisbeginsel inzake stemrecht op de algemene vergadering houdt in dat de rechten waarover een aandeelhouder beschikt kunnen worden opgesplitst in, enerzijds, het stellen van daden van beheer (d.i. daden die geen verandering beogen) en, anderzijds, het stellen van daden van beschikking (d.i. daden die wel een verandering beogen).

Het zou aan de vruchtgebruiker toekomen om de beheersdaden te stellen of 'daden van genot' (d.i. passief genieten van het vruchtgebruik op aandelen zonder verregaande rechtshandelingen te kunnen doen). Met andere woorden heeft de vruchtgebruiker het recht te stemmen op een gewone algemene vergadering, bijvoorbeeld om de jaarrekening goed te keuren.

De blote eigenaar komt de beschikkingsdaden toe. Daden van beschikking zijn rechtshandelingen die een definitieve verandering aan de vennootschap met zich meebrengen. Met andere woorden heeft de blote eigenaar het stemrecht op buitengewone algemene vergaderingen, bijvoorbeeld om een kapitaalvermindering goed te keuren.

Toch kan het stemrecht toekomen aan de vruchtgebruiker of soms eventueel zelfs aan de blote eigenaar én de vruchtgebruiker samen naargelang het onderwerp waarover de algemene vergadering moet beslissen.

Met andere woorden bestaat er geen eenduidigheid betreffende de gevolgen op het stemrecht. Naast de vraag wie stemgerechtigd is op de algemene vergadering, rijst ook de vraag naar de wijze van uitoefening van dit recht. Hierover bestaat er heel wat discussie. Ook in de rechtsleer en rechtspraak bestaat er onenigheid over.

Het enige waarover eensgezindheid bestaat is dat het vruchtgebruik op aandelen allesbehalve eenduidig is.

Er bestaan vier verschillende stellingen omtrent het stemrecht:

  • Het stemrecht komt toe aan de blote eigenaar als daad van beschikking:

Volgens de voorstanders van deze stelling is enkel de blote eigenaar de aandeelhouder en is hij de enige die het stemrecht kan uitoefenen.

De tegenstanders verzetten zich tegen deze stelling op basis van artikel 578 BW dat stelt dat: "Vruchtgebruik het recht is om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder de verplichting om de zaak zelf in stand te houden".

Volgens hen moet de uitoefening van het stemrecht minstens principieel in het kader van een goed beheer aan de vruchtgebruiker toekomen.

Wanneer de blote eigenaar het stemrecht uitoefent, wordt de inhoudelijke kracht van artikel 578 BW uitgehold.

  • Het stemrecht komt toe aan de vruchtgebruiker ter uitoefening en bescherming van de beheersrechten:

De voorstanders van deze stelling zien in het recht van de vruchtgebruiker om van de zaak het genot te hebben zoals de eigenaar zelf (art. 578 BW) en in de verplichting de zaak als een goede huisvader te beheren en in stand te houden, de legitimatie om het stemrecht in geval van vruchtgebruik op aandelen toe te vertrouwen aan de vruchtgebruiker.

Tot op zekere hoogte komt deze benadering het beste overeen met art. 578 BW.

  • Het stemrecht komt toe aan de blote eigenaar of aan de vruchtgebruiker, afhankelijk van de te nemen beslissing op de algemene vergadering:     

Anderen stellen dat het stemrecht voor de vruchtgebruiker op de gewone algemene vergadering geen probleem biedt, maar stellen zich de vraag of de vruchtgebruiker op andere algemene vergaderingen stemgerechtigd zou zijn waarbij zij een afweging maken naargelang de te nemen beslissing.

Zo stellen zij dat het stemrecht dient te worden toegekend aan de vruchtgebruiker voor agendapunten die het recht van beheer aanbelangen, terwijl het stemrecht aan de blote eigenaar zou worden toegekend als het agendapunten betreffen die een beslissing vereisen die het wezen of kapitaal van de vennootschap zouden aantasten of wijzigen, of het aandeel aanbelangen.

Met andere woorden wordt het stemrecht toegekend aan de vruchtgebruiker bij goedkeuring van de jaarrekening op de gewone algemene vergadering en bij beslissingen betreffende dividenduitkering, aangezien deze beslissingen het genotsrecht van de vruchtgebruiker aanbelangen.

Indien de beslissing echter het wezen of kapitaal van het aandeel of de vennootschap weizigt, zoals kapitaalwijzigingen, statutenwijzingen, vereffening van de vennootschap, zal het stemrecht aan de blote eigenaar worden toegekend.

Bepaalde voorstanders maken hierop een nuancering en stellen dat in de regel het stemrecht toekomt aan de vruchtgebruiker, behalve in de gevallen waarin men met een gekwalificeerde meerderheid dient te beslissen.

Tegenstanders vinden het in de praktijk soms moeilijk om het onderscheid te maken en te bepalen wanneer een agendapunt al dan niet het wezen van de betrokken vennootschap of het aandeel zelf weizigt. Bovendien zullen de vruchtgebruiker en de eigenaar beiden aanwezig zijn op de algemene vergadering. Tussen hen zal er een soort minimale verstandhouding moeten zijn.

  • Het stemrecht behoort in onverdeeldheid toe aan hen beiden:

De voorstanders van deze stelling zijn van oordeel dat het stemrecht aan de vruchtgebruiker en blote eigenaar toebehoort in onverdeeldheid, en dat het bijgevolg enkel kan worden uitgeoefend indien zij beiden overeenkomen, ofwel dienen zij beiden een gemeenschappelijk mandataris aan te duiden.

Volgens de voorstanders leidt het stemrecht in onverdeeldheid tot de vereniging van de blote eigenaar en de vruchtgebruiker in één eigendomsrecht.

Bij de tegenstanders blijft de vraag rijzen of er wel degelijke sprake is van een situatie van onverdeeldheid. Volgens hen kan het eigendomsrecht niet bestaan uit de loutere optelsom van vruchtgebruik en blote eigendom aangezien beide rechten verschillende zijn maar complementair.

4. Oplossing

Geen enkel van de voorgaande strekkingen kan onvoorwaardelijk als correct of incorrect worden beschouwd.

Wel kan de laatste hierboven vermelde stelling als de meest incorrecte worden beschouwd.

De stelling waarbij het stemrecht toebehoort aan de vruchtgebruiker verdient de meeste voorkeur.  Het recht van vruchtgebruik dat voortvloeit uit artikel 578 BW heeft tot doel dat  minstens voorafgaandelijk overleg dient gepleegd te worden met de blote eigenaar. Met andere woorden wordt de opsplitsing gemaakt naargelang de te nemen besluiten waarbij   het stemrecht van de vruchtgebruiker de voorkeur krijgt, maar waarbij beperkt wordt in zijn rechten door het doelgebonden en het tijdelijk karakter van het recht van vruchtgebruik.

Aangezien de verplichting van de vruchtgebruiker erin bestaat de zaak in stand te houden, zal de vruchtgebruiker geen beslissingen mogen nemen over zware veranderingen in de vennootschap zoals, bijvoorbeeld, een kapitaalvermindering.

Bij een kapitaalvermindering wordt het werkelijk gestort kapitaal vroeger terug uitgekeerd aan de aandeelhouders in de vorm van een belastingvrije kapitaalvermindering. Dit kapitaal komt toe aan de blote eigenaar van de aandelen en niet aan de vruchtgebruiker.

Problemen omtrent het stemrecht worden vermeden wanneer het stemrecht op voorhand geregeld wordt in de statuten.

I.P.

19/06/2016

Toepasbaarheid artikel 47 WIB 92 op "RUIL"

Is artikel 47 WIB 92 van toepassing op ruil van onroerende goederen?

  1. Definitie "ruil"

Ruil wordt in het Burgerlijk Wetboek als volgt gedefinieerd:

Artikel 1702 BW: "Ruil is een contract waarbij de partijen aan elkaar een zaak in de plaats van een andere zaak geven".

Artikel 1703 BW: "Ruil komt tot stand door de enkele toestemming van de partijen, op dezelfde wijze als koop".

Tenslotte bepaalt artikel 1707 BW dat: "De overige regels die omtrent het koopcontract zijn voorgeschreven, zijn mede van toepassing op het ruilcontract".

Met andere woorden betreft ruil een zakelijk recht waarbij goederen worden overgedragen onder bezwarende titel.

2.  Uitbreiding artikel 47 WIB 92

Sinds de Wet houdende fiscale en andere bepalingen van 22 december 1998 (B.S. van 15 januari 1999) is artikel 47 WIB 92 uitgebreid tot vervreemding in de ruime zin van het woord, zodat het stelsel van de gespreide meerwaarde van toepassing is naar aanleiding van elke vervreemding, dus ook in geval van afstand, overdracht, ruil of inbreng in een vennootschap.

3. Administratieve commentaren op het Wetboek Inkomstenbelastingen

Nochtans blijven de administratieve commentaren op het Wetboek Inkomstenbelastingen van mening dat artikel 47 WIB 92 enkel van toepassing is op de meerwaarden verwezenlijkt bij een verkoop. Bijvoorbeeld, Comm. IB. Nummer 47/11 stelt dat: "bij vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden het stelsel van gespreide belasting beperkt is tot meerwaarden verwezenlijkt bij verkoop". Meerwaarden bij ruil zouden volgens de administratieve commentaren derhalve uitgesloten zijn.

4. Antwoord op parlementaire vragen

Maar de vervreemding van het actief moet wel degelijk ruimer geïnterpreteerd worden dan enkel verkoop.

Dit blijkt door het antwoord geformuleerd op de parlementaire vraag van de heer Dupré, waarbij de minister stelt dat: "Ik erken echter het onlogisch karakter van die uitsluiting en ik vraag aan mijn administratie een wijziging van het wettelijk voorschrift te bestuderen om het voordeel van de gespreide belasting in geval van herbelegging tot alle verwezenlijkte meerwaarden uit te breiden".

Dit blijkt tevens door het antwoord geformuleerd op de parlementaire vraag van de heer Gehlen, waarbij wordt gesteld dat: "Onder vervreemding van een actiefbestanddeel wordt elke rechtshandeling (verkoop, ruil, inbreng, enz.) verstaan waarbij dat actiefbestanddeel de onderneming definitief verlaat".

5. Meerderheid rechtsgeleerden

Het merendeel van de rechtsgeleerden interpreteren 'vervreemding' in artikel 47 WIB 92 ruimer, met inbegrip van afstand, overdracht, ruil of inbreng in een vennootschap.





I.P.

18/06/2016


6. Conclusie

Met andere woorden kan worden geconcludeerd dat de Administratie het Wetboek Inkomstenbelastingen blijft lezen in haar voordeel door de vervreemding eng te interpreteren als zijnde verkoop en niets anders.

Zo leeft de Administratie de Wet houdende fiscale en andere bepalingen van 22 december 1998 niet na en weigert zij mee te evolueren met de logica zelve van het recht en de interpretatie van het Parlement zelf.